Onze vernieuwde website is deze week live gegaan. Het kan zijn dat nog niet alles perfect werkt. We werken hard om alles snel in orde te maken.
Het gesprek met Lucy lijkt een uitdaging te worden, maar al snel blijkt haar gedrag te komen door een situatie waarom ze zelf niet heeft gevraagd. Om zichzelf te beschermen, houdt ze de deur naar haar gevoel zo stevig mogelijk dicht.
Het gesprek met Lucy lijkt een uitdaging te worden, maar al snel blijkt haar gedrag te komen door een situatie waarom ze zelf niet heeft gevraagd. Om zichzelf te beschermen, houdt ze de deur naar haar gevoel zo stevig mogelijk dicht.
In de klas valt ze me de eerste keer meteen op. Lucy steekt zowat een kop boven iedereen uit en straalt uit dat ze overal schijt aan heeft. En als ik de mentor mag geloven is dat nog vriendelijk gezegd. De vragenlijst die ik haar vroeg in te vullen, heeft ze half ingevuld. Toen ging ze onderuit gezakt uit het raam zitten staren en keurde het papier en mij geen blik meer waardig. Dit gesprek wordt een uitdaging, zoveel is me al wel duidelijk.
Ik moet lang op haar wachten nadat haar voorganger terug is naar de klas. Als ik besluit haar te gaan zoeken loop ik in de gang tegen haar aan. ‘Ik was naar de wc, dat mag toch wel?’ zegt ze kribbig, nog vóórdat ik iets heb gezegd. Ze ploft neer met haar armen over elkaar en kijkt me met een sacherijnige blik aan. ‘Ik heb het gevoel dat je niet over jezelf wilt praten nu, klopt dat?’ probeer ik haar uit te lokken. ‘Nee’, zegt ze bozig. ‘Waar is dat goed voor. Ik heb ook niks te zeggen.’ Haar houding haalt niet het beste in mij naar boven en ik kom even niet verder dan een flauw algemeen betoog over het belang van praten over wat je dwars zit.
Zijn ze eindelijk uit elkaar, maken ze nog steeds ruzie
Ze kijkt me indringend aan. ‘Mij zit alleen dwars dat ik zo vaak stomme dingen als dit moet doen’, zegt ze boos. ‘Laat me met rust.’ Hier voel ik toch een opening en vraag naar wat er, naast dit gesprek met mij, zoal nog meer stom is de laatste tijd. ‘In de rechtbank praten over bij wie ik wil wonen. Ik wil bij geen van beiden wonen. Zijn ze eindelijk uit elkaar, maken ze nog steeds ruzie. Tssss. Maar daar wil ik het niet over hebben.’
De stekels die bij mij intussen ook overeind stonden, zakken in na deze opmerking. Ze is een en al verzet door een situatie waarom ze niet gevraagd heeft. Waarover ze zich mag uitspreken, maar waar niet gebeurt wat ze echt zou willen: dat haar ouders normaal doen. Deze frustratie in combinatie met de puberteit lijken een onhandelbaar kind te vormen. Maar eigenlijk vormt dit alles een voor haar onhandelbare situatie. Haar kwetsbaarheid schemert er af en toe doorheen. Misschien zal een familielid of een docent wel eens een opening bij haar kunnen vinden, maar om zichzelf te beschermen houdt ze de deur naar haar gevoel zo stevig mogelijk dicht. Alleen de boosheid mag
Ik sta op dit moment met lege handen. ‘Als je een andere keer wilt praten met mij of met schoolmaatschappelijk werk is dat altijd prima’, zeg ik. Verveeld neemt ze mijn folder aan. Ze zucht vermoeid als ik suggereer dat anoniem praten of chatten misschien prettig kan zijn. Vragend kijkt ze me aan. ‘Zijn we klaar?’ Ik knik. Snel beent ze de kamer uit en slaat de deur keihard achter zich dicht.
Het CJG volgt ieder kind, vanaf de geboorte tot het jaar waarin het 18 wordt. Onderdeel hiervan is een gesprek dat de jeugdverpleegkundige op school heeft met iedere brugklasser: hoe gaat het, zowel geestelijk, lichamelijk als sociaal? In de serie ‘Praten met een brugklasser’ vertelt jeugdverpleegkundige Tita van der Pot over deze gesprekken die zij al 9 jaar geregeld voert. Haar ervaringen zijn geanonimiseerd.