Bij Isabel in huis is het nooit rustig
Soms krijgt Tita een ingewikkeld antwoord op de vraag die op het eerste gezicht zo eenvoudig lijkt: met wie woon je in huis? Zo ook van Isabel, van wie de ouders co-ouderschap hebben.
Soms ligt het ingewikkelder, na een scheiding. Dan wonen kinderen vaak in 2 huizen en zijn er soms nieuwe partners van de ouders bijgekomen als (parttime) huisgenoot. Die nieuwe partners zijn niet zelden zelf ook gescheiden. Het komt daardoor soms tot ingewikkelde antwoorden op die eenvoudige vraag. Zo ook bij Isabel; een bijdehand dametje van net 13.
Het co-ouderschapschema lijkt eenvoudig. Maar is het niet
Zij presenteerde me opgewekt het op het oog eenvoudige schema dat zij en haar broertje aanhouden: de ene week bij vader en de andere week bij moeder. Het co-ouderschap. Dat wordt vaak gekozen, veel kinderen van gescheiden ouders leven zo. Hun wisseldag is vrijdag. Tot zover niks bijzonders. Zo gaan ze al jaren op en neer. Dat is gewoon zo.
Maar dan: Sinds een jaar is vader hertrouwd met ene Petra, en Petra’s zoon Jeffrey en dochter Myra van 11 en 9 komen van woensdag tot woensdag daar in huis. ‘Myra is wel aardig’, vertelt Isabel. ‘Ze wil vaak met mij spelen, maar daar heb ik meestal geen zin in. En Jeffrey is écht druk! Hij heeft ADHD en doet soms heel vervelend.’ Gelukkig is ze na een paar dagen weer van hem af. Want dan gaat ze naar moeder. Die alweer een tijd samenwoont met Gijs. En samen hebben ze een tweeling van 3: Jay en Davy, Isabels halfbroertjes dus. Leuk, maar allebei natuurlijk óók heel druk. En die zijn er altijd. ‘Mijn moeder is eigenlijk altijd met hen bezig’, zucht Isabel. O, en dan heeft Gijs nog twee zonen van 10 en 15, Max en Jack, van zijn eerdere huwelijk. Zij komen om het weekend.
Isabel heeft een broertje, stiefzusje, 3 stiefbroer(tje)s waarvan 1 met ADHD en 2 halfbroertjes
‘Als Max en Jack er zijn dan moet mijn broertje op mijn kamer erbij en dan gaan zij op zijn kamer’, zegt Isabel. ‘Dat vind ik wel jammer, want eigenlijk is het enige moment dat ik mijn moeder even voor me alleen heb als ik in bed lig en zij me komt instoppen. En dat is dan dus ook al niet. En nou ben ik toen ik bij mijn vader was voor het eerst ongesteld geworden en dat heb ik haar nog niet eens kunnen zeggen.’ Ze kijkt sip.
‘Ik zou soms best enig kind willen zijn, dat lijkt me zo lekker rustig’
Ik laat het even op me inwerken. Het lijkt me behoorlijk vermoeiend, dit basisschema. Want we hebben het nog niet eens gehad over vriendjes en vriendinnetjes van iedereen, die natuurlijk ook nog over de vloer komen. Laat staan alle stief-/schoon- en verdere familie. En er is altijd wel iemand jarig. Of ziek. ‘Ik zou soms eigenlijk best graag enig kind willen zijn’, bekent Isabel. ‘Ik bedoel niet dat ik ze allemaal weg wil hebben ofzo hoor. Ik hou echt wel van mijn familie. Maar het lijkt me zo lekker rustig, af en toe.’
Praten met een brugklasser
Het CJG volgt ieder kind, vanaf de geboorte tot het jaar waarin het 18 wordt. Onderdeel hiervan is een gesprek dat de jeugdverpleegkundige op school heeft met iedere brugklasser: hoe gaat het, zowel geestelijk, lichamelijk als sociaal? In de serie ‘Praten met een brugklasser’ vertelt jeugdverpleegkundige Tita van der Pot over deze gesprekken die zij al 9 jaar geregeld voert. Haar ervaringen zijn geanonimiseerd.
Lees ook: Slungelige Joris heeft last van ingesleten gewoonten