Reda is joviaal, vrolijk, maar ook moe. Na te korte nachten sleept hij zich door de schooldagen heen en dat is te zien in zijn cijfers. Waar zijn korte nachten door komen, valt te raden.
De hele klas rumoert als ik zijn naam noem: Reda. Hij staat met enige bravoure op, spreidt zijn armen wijduit alsof hij zojuist een wedstrijd heeft gewonnen en op weg naar de lokaaldeur geeft hij 3 klasgenoten een boks. Dat doet hij ook joviaal op de gang bij 2 passerende jongens, waarbij zijn naam door hen luid uitgeroepen wordt. Hij is ruim een jaar ouder dan de meeste klasgenoten, heeft een vlassig snorretje en al een lage stem. Echt een hele vent. Via wat omwegen is hij op het vmbo-kader terechtgekomen, en lijkt daar – sociaal gezien – op zijn plaats.
‘Slechte cijfers? Ach, het is gewoon zo gezellig en de les is gewoon saai. En ik ben gewoon moe’
Wat leren betreft is het een ander verhaal. Hij staat enkele vakken onvoldoende, maar bezweert me met diezelfde bravoure dat dat wel goed komt. ‘Ik moet gewoon wat beter opletten in de les.’ Ik vraag hem waarom dat niet altijd lukt. ‘Ach weet u’, zegt hij, ‘het is gewoon vaak gezellig enzo, en de les is gewoon vaak saai. En ik ben gewoon vaak moe.’ Dat brengt het gesprek op het onderwerp slapen. Op zijn vragenlijst heeft hij ingevuld dat hij daarmee problemen heeft.
Dat betreft dan vooral het in slaap komen. Hij vertelt dat hij er vaak wel voor 22 uur in ligt, maar dan is hij nog klaarwakker. ‘Dat is bij veel pubers het geval’, vertel ik hem. Het bioritme schuift op. ‘Maar wat doe je dan als je niet kunt slapen?’ Het antwoord laat zich raden. Ik hoor het steeds vaker. De telefoon wordt erbij gepakt. En dan is het helemaal niet erg als je niet kunt slapen, want er zijn altijd wel vrienden online die ook niet kunnen slapen op dat moment. Gezellig! En anders is er altijd wel een leuk filmpje of spelletje….
Reda vindt het goed dat ik zijn ouders bel. Zijn instemming vind ik ontzettend belangrijk
Na wat vaak een kort nachtje is sleept Reda zich moe maar vrolijk door de schooldag heen om daarna, thuisgekomen, meteen een tijd te gaan slapen. Hij begrijpt wel dat daarmee het cirkeltje rond is. Want daardoor komt hij in de avond weer moeilijker in slaap. ‘Ik zal de telefoon dan gewoon maar wegleggen, he’, zucht hij. Die discipline dicht ik hem echter nog niet toe. Met een vurig betoog weet ik hem ervan te overtuigen dat die telefoon beter bij zijn ouders kan liggen als hij gaat slapen, en hij vindt het uiteindelijk goed als ik ze bel om dat met hen te bespreken.
Zijn instemming vind ik ontzettend belangrijk. Anders schend ik mijn beroepsgeheim. Aan iedere klas die ik ga spreken leg ik plechtig uit wat dat beroepsgeheim inhoudt, en dat ik dat alleen in heel ernstige gevallen mag schenden. En bovendien: als ik achter Reda’s rug om toch zijn ouders zou bellen, zou het vast niet lang duren voordat de hele school dat weet. Zou iemand mij dan nog iets durven toe te vertrouwen?
Lees ook: Bij Isabel in huis is het nooit rustig
Praten met een brugklasser
Het CJG volgt ieder kind, vanaf de geboorte tot het jaar waarin het 18 wordt. Onderdeel hiervan is een gesprek dat de jeugdverpleegkundige op school heeft met iedere brugklasser: hoe gaat het, zowel geestelijk, lichamelijk als sociaal? In de serie ‘Praten met een brugklasser’ vertelt jeugdverpleegkundige Tita van der Pot over deze gesprekken die zij al 9 jaar geregeld voert. Haar ervaringen zijn geanonimiseerd.